Durmevallei

De hedendaagse Durme loopt van de samenvloeiing van de Zuidlede en de Moervaart ten zuiden van Klein-Sinaai, tot de monding in de Schelde bij Tielrode. De geosite Durmevallei gaat van Lokeren tot de monding in Tielrode. De Durme staat er onder invloed van het getij en behoort tot de zoetwatergetijdenzone. Bij laagtij vult het water maar een smal reepje in de Durmegeul. 

51.092708940725, 4.1709935547699

Slikken en schorren van de Schelde aan de zijde Bornem/Weert. De overkant is Temse (gemaakt door Yoon Thoen)

Ontstaan van het landschap

In het pleistoceen kwamen de voorlopers van de huidige rivieren van het Scheldebekken samen in de Vlaamse Vallei. Op het einde van de laatste ijstijd werd die vallei afgedamd door de dekzandrug Maldegem-Stekene en vormde zich de huidige loop van de Schelde. Aan de voet van de dekzandrug vormden zich in de warmere fasen meren en een meanderende rivier die het meer in de Moervaartdepressie ontwaterde. Rond 12.850 jaar geleden droogde de Moervaartdepressie uit en de meandergeulen raakten gevuld met sediment en veen. Die meanders zijn er niet meer, maar zijn nog altijd herkenbaar aan de banden veen onder het kleidek van de Durmevallei. In het laatholoceen voerde de landbouw weer meer water en sediment af, wat zorgde voor erosie. Er ontwikkelde zich een nieuw meanderend systeem, maar veel kleiner dan zijn laatglaciale voorloper. De rivier kwam in grote lijnen overeen met de huidige loop van de Durme. 

Original course of the Durme

De getijden

Toen de Schelde in de middeleeuwen een nieuwe verbinding met de Noordzee ontwikkelde, kwam de getijdenwerking dieper het Scheldebekken binnen. Daardoor moesten landbouwers vanaf de dertiende eeuw de overstromingsvlakten van de Durme bedijken. De polders werden meestal gebruikt als hooiweiden. De boeren verhoogden hun opbrengst door de dijken door te steken in de winter, waardoor overstromingen een vruchtbaar laagje slib achterlieten. Door dat systeem van vloeimeersen werden de polders winstgevende gronden. In de polders rond de Oude Durmearm ten zuiden van Sombeke zijn er nog overblijfselen van die traditionele weidebevloeiing. De buitendijkse schorren waren heel geschikt voor de wijmenteelt: de eenjarige twijgen van wilgen die gebruikt werden in de mandenmakerij en als rijshout om dijken te verstevigen. Naast hooi- en wijmenteelt werd er bijvoorbeeld in De Bunt op grote schaal turf gewonnen. De turfputten zijn nu visvijvers.  

Slikken en Schorren in de Durmevallei (gemaakt door Vic Wouters)

Toename van het getij

Tot het begin van de negentiende eeuw was het getijdenverschil in de Durme klein en volstonden de zomerdijken om de meersen in de zomer droog te houden. Sindsdien bleef het verschil tussen eb en vloed groter worden. De uitzonderlijke combinatie van een groot getijdenverschil met een smalle rivier, zorgt bij springtij voor het zeldzame fenomeen van ‘vloedbranding’ of ‘mascaret’: de getijdengolf dringt als een muur van water de rivier stroomopwaarts binnen. Daarnaast werd de Durme afgesneden van haar bronnen door het kanaal Gent-Terneuzen. Daardoor nam het debiet van de rivier sterk af en bleef er meer zand en slib achter. Dat proces van dichtslibbing en verzanding werd verder versterkt door enkele meanderbochten in de Durme recht te trekken in de jaren 30 van de vorige eeuw. Daarom werden in het midden van de twintigste eeuw potpolders aangelegd die bij hoogtij onderliepen en werd De Durme ook afgedamd. 

Bezoek via: Driegoten 87, 9220 Hamme, België