Ontstaan van het landschap
Tijdens een deel van het Pleistoceen was er nog geen sprake van de Schelde in dit gebied, afwatering gebeurde via de Vlaamse Vallei. Op het einde van de laatste ijstijd werd deze vallei afgedamd door de dekzandrug Maldegem-Stekene en nam de Schelde zijn huidige loop aan. Het is dus pas sinds het begin van het laatglaciaal dat de Schelde Antwerpen passeert. Een allerlaatste koude fase zorgde voor een kaal landschap en vorming van dekzandruggen. Vanaf het Vroeg Holoceen ontwikkelden zich opnieuw bossen. Deze hielden de neerslag beter vast en verhinderden erosie, daarom verandert de Schelde in een kleine stroom binnen een moerasbos. Ongeveer 6500 jaar geleden bereikte het getij voor het eerst sinds de laatste ijstijd de regio. Tijdens deze fase werd de veenontwikkeling onderbroken door slikken en schorren. Ongeveer 500 jaar later verdween de getijdenwerking opnieuw en hernam de vorming van het veenmoeras dat tegen 5000 jaar geleden al de hele vallei bedekte.