Dintelse Gorzen

Deze geosite ligt in het buitendijkse gebied langs het Volkerak aan de monding van de voormalige getijdengeul de Steenbergse Vliet. In het westen wordt het gebied begrensd door het Schelde-Rijnkanaal. Oorspronkelijk waren de Dintelse Gorzen onderdeel van een brakwatergetijdengebied, doordat de zee de barrière van strandwallen doorbrak. Het getij drong door en het veenpakket in en rond de geul werd weggesleten. Daarbuiten zette de zee opnieuw zand en klei af op het veen en vormde zich een getijdenlandschap van schorren, slikken, geulen en platen. De getijdenwerking is uit het gebied verdwenen sinds de afdamming van het Volkerak en de Oosterschelde. 

51.627233478072, 4.2582056211639

Schematic representation of sedimentary environments in a tidal area.

Schorren, slikken en geulen

In een getijdengebied voert de vloed vanuit de zeegaten twee keer per dag sediment (zand en klei) aan dat voor een deel achterblijft in de kustvlakte. Doordat zand wat zwaarder is en alleen door snelstromend water vervoerd wordt, wordt dat vooral afgezet in en langs de geulen. Tussen de geulen liggen platen die bij vloed overstromen. Bij vloed kan daar een dun laagje zand afgezet worden. De fijnere en lichtere kleideeltjes kunnen ook bij lage stroomsnelheid vervoerd worden en slaan vooral neer als de stroom kentert, als vloed omkeert naar eb. Platen die vastzitten aan het vasteland of aan eilanden, heten slikken. De hoogste delen zijn de schorren, die alleen overstromen bij heel hoog water (springtij en stormvloed). Daar wordt het water aan- en afgevoerd via een vertakt stelsel van kleine stroomgeultjes. Op de schorren wordt vooral klei afgezet. Daar groeien vaak ook zoutminnende planten. Het deel van een getijdengebied dat alleen bij springvloed overstroomt, wordt daar gors genoemd en verder noordelijk in het Nederlandse kustgebied kwelder. 

Schorgebied in zout-zoet transitie, Dintelse Gorzen (gemaakt door Ed Kil)

Bevroren landschap

Ook op de schor zijn er hoogteverschillen. Aan de rand van de schor is het water bij vloed minder diep dan boven de aangrenzende plaat, en slaat het zand dat het getij aanvoert neer zodra het water de schor overstroomt. De rand die daardoor langs de schor kan ontstaan, heet een kwelderwal. In de Dintelse Gorzen is de invloed van het getij weggenomen door de afdamming van de Oosterschelde en het Volkerak. 

De erosie en sedimentatie door het getij is gestopt waardoor de ontwikkeling van schorren, slikken, geulen en platen stilgezet is. In grote lijnen is de morfologie, de vorm van het landschap, daardoor bevroren in de tijd. Toch is het landschap sterk onderhevig aan verandering: door het gebrek aan getijdenwerking krijgen andere processen een kans. Getijdengeulen verlanden, maar de Steenbergsche Vliet voert nog wel water af door het gebied. Daardoor verzoet het milieu en kan bij hoge rivierwaterstanden nog sediment afgezet worden. Zo is er een evolutie naar een zoetwaterrivieruiterwaard, waarin nieuwe plantensoorten het voormalige getijdengebied koloniseren. De voormalige schorren zijn tegenwoordig begroeid met struiken en bomen.